Ik groeide op tussen volwassenen die de Tweede Wereldoorlog hadden overleefd – door tijdig Europa te verlaten, door de dienstplicht in de Verenigde Staten te ontlopen of te weigeren, of die tot de gelukkigen behoorden die een periode in een concentratiekamp hadden overleefd. Veel van deze mensen verwachtten in de jaren ’50 van de vorige eeuw een nieuwe wereldoorlog vanwege de heftige rivaliteit tussen de VS en Sovjet Rusland; ze maakten zich bijzonder ongerust over een komende nucleaire holocaust. Later ontmoette ik mensen die uit Europa waren vertrokken en naar Zuid-Amerika waren verhuisd om veiliger te zijn voor de radioactieve neerslag wanneer de oorlog zou uitbreken, en anderen die om dezelfde reden overwogen om naar Australië te emigreren – en soms ook daadwerkelijk emigreerden.
Uiteindelijk bleef het verwachte nucleaire conflict tussen de grootmachten uit. In plaats daarvan hadden we – als uitvloeisel van de antikoloniale nationale bevrijdingsoorlogen die op de Tweede Wereldoorlog volgden – een reeks moorddadige oorlogen in Azië, Afrika en Centraal-Amerika. Dit waren lokale conflicten, uitgelokt of vergroot door betrokkenheid van de supermachten, oorlogen die in feite de plaats innamen van openlijke conflicten tussen de wereldmachten. De ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1989 leidde tot een duidelijk verminderde dreiging van een zekere wederzijdse vernietiging (Mutual Assured Destruction) door de supermachten, ook al hielden zowel Rusland als Amerika grote aantallen vliegtuigen, schepen en raketten met kernwapens paraat, en breidde ook het aantal kernmachten zich uit. Er woedden steeds nieuwe oorlogen in de periferie van de economisch ontwikkelde gebieden, waar etnisch georiënteerde strijdgroepen vochten om de controle over de Balkan, Centraal-Afrika en diverse Aziatische landen, en waar bendes met de omvang van legers vochten om de controle over natuurlijke hulpbronnen (diamanten en andere mineralen, olie, grasland) in Afrika en over drugsroutes in Midden- en Zuid-Amerika.
Intussen hadden de ‘ontwikkelde’ naties uiteraard hun interesse in oorlog niet verloren. In het laatste decennium van de Koude Oorlog investeerde de VS, bovenop zijn doorlopende gigantische militaire uitgaven, miljarden in de vorming van een leger van Islamisten om de Russen uit Afghanistan te verdrijven. De belangen van de Jihadisten gingen verder dan de Amerikanen lief was, zoals bijvoorbeeld de vernietiging van de regeringen van Saoedi-Arabië (ondanks Saoedische steun voor de jihad) en Egypte, evenals die van Israël – alle drie bondgenoten van de VS. Met behulp van de ‘luchtmacht-van-de-arme-man’ – auto- en vrachtwagenbommen – verdreven Islamistische strijders de Amerikanen uit Libanon en vernietigden ze militaire bases en ambassades in Saoedi-Arabië en Afrika, evenals een oorlogsschip en andere militaire installaties. Op 11 september 2001 konden de Amerikanen niet langer doen alsof deze strijd hen niet direct aanging. Toen de regering-Bush de gebeurtenissen aangreep om de Amerikaanse macht te tonen met een aanval op Irak, mondde dit uit in een regelrechte ramp: de verdrijving van het regime van Saddam Hoessein leidde rechtstreeks tot een hernieuwde sektarische strijd tussen sjiitische en soennitische vleugels van de Islam, die, gecombineerd met de complexe nationale en etnische rivaliteiten in de regio, het Midden-Oosten voor zijn bewoners veranderde in een levende hel, waaruit miljoenen in ballingschap werden gedreven.
Kijken we naar de meest recente ontwikkelingen – het ontstaan van Islamitische Staat uit de Mesopotamische tak van Al Qaeda en, in de laatste weken van 2015, de zwenking van IS naar terrorisme in het buitenland – waarom erkennen we dan niet gewoon dat de Derde Wereldoorlog is begonnen? (Ik ben niet eens de eerste die deze gedachte oppert; behalve de altijd aanwezige paus noemde bijvoorbeeld de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken al-Jaafari de aanslagen in Parijs een nieuwe fase in een voortdurende wereldoorlog.) Deze begon niet, zoals de eerste twee, met formele oorlogsverklaringen van de belangrijkste wereldmachten, maar kwam geleidelijk op, tegen de achtergrond van rivaliserende grootmachten en in een wereld die niet over andere middelen beschikt om conflicten op te lossen over zulke fundamentele zaken als de controle over hulpbronnen. Deze oorlog wordt gevoed door de mondiale beschikbaarheid van wapens, van de alomtegenwoordige AK-47 tot geavanceerde, op vrachtwagens gemonteerde raketten, die de wereld overspoelden om aan de vraag van diverse, zogenaamd “lokale” oorlogen te voldoen (en laten we niet vergeten hoezeer deze wapenproductie bijdraagt aan het Amerikaanse, Russische, Chinese, Franse en Israëlische Bruto Binnenlands Product (BBP)). Deze stroom wapens komt bovenop de miljoenen auto’s en tonnen kunstmest die beschikbaar zijn voor steeds ambitieuzere bommenmakers over de hele wereld. Anders dan in de eerdere wereldoorlogen zijn de partijen niet duidelijk afgebakend: in Syrië bijvoorbeeld spant Turkije, officieel een westerse bondgenoot, zich meer in om het ontstaan van een Koerdische staat te voorkomen dan om ondersteuning te bieden aan de oorlog tegen IS, die op dit moment het meest succesvol wordt bestreden door de Koerden; rijke Saoedi’s financieren de jihad, terwijl de Saoedische luchtmacht jihadisten in Syrië bombardeert (en anti-jihadisten in Jemen); de VS en Iran staan aan dezelfde kant tegenover de Afghaanse Taliban en IS, terwijl ze voor het overige fervente tegenstanders van elkaar zijn; Frankrijk en Rusland zijn het oneens over de Oekraïne, maar coördineren wel bombardementsvluchten boven Syrië. Precies deze verwarring over wie aan welke kant staat bepaalt het nieuwe globale karakter van de oorlog; die is niet meer plaatsgebonden en kan net zo gemakkelijk de kop opsteken in New York of Londen als in Mali of de Filippijnen.
Een ander nieuw aspect van deze wereldoorlog is de moeilijkheid om je een einde ervan voor te stellen. Zelfs in Syrië – als je dit land even op zichzelf beschouwt – is het onwaarschijnlijk dat het Assad-regime, ondanks de versnippering van de anti-regeringstroepen en de onsamenhangende relaties tussen de betrokken externe partijen, zijn tegenstanders zou kunnen verslaan, ook al zou dit regime sterker zijn dan het is en ook al zou het aanzienlijke buitenlandse hulp krijgen. Net zo min als de Russen in staat waren om in Afghanistan de strijdgroepen te verslaan die zich tegen hen verzetten, ook al lagen deze groepen vreselijk met elkaar overhoop. [1] De slechte vooruitzichten voor een ‘oplossing’ van het ‘probleem’ beperken zich niet tot de situatie in Syrië. Om een idee te krijgen van het apocalyptische open-einde-karakter van de wereldwijde strijd kunnen we de mening van een expert raadplegen: in een recent staaltje strategisch denken over wat te doen tegen IS kwam het meest harde standpunt van Shabtai Shavit, een voormalig hoofd van de Mossad, die op de Israëlische radio verklaarde dat “we argumenten over recht, over moraal en afwegingen over veiligheid en de rechten van het individu opzij moeten schuiven”. In plaats daarvan moeten we doen “wat ze in de Tweede Wereldoorlog deden met Dresden. Ze veegden het van de kaart.” In een reactie hierop verklaarde een Midden-Oosten-deskundige van het Brookings Instituut dat dit juist zou leiden tot “een golf van terrorisme zoals de wereld nog nooit heeft gezien”. Misschien kan dit dilemma worden opgelost door het uitvinden van een alternatieve, ‘constructieve’ versie van de Islam, die in staat is om de greep van het jihadisme op de harten en geesten van grote aantallen Mohammedaanse jongeren te verslappen. Meer nog dan aan religieuze hervormingen is er behoefte, zo vatte de New York Times de adviezen van verschillende ‘denktank-ers’ samen, aan “een grotere verantwoordelijkheid” van regeringen in het Midden-Oosten, naast “onpartijdige rechtspraak, betere scholen, meer kansen op werk”. [2]
Een hele opgave, zou je kunnen zeggen. (En als we dan toch bezig zijn, waarom niet zorgen voor werkgelegenheid en fatsoenlijke leefomstandigheden en geen einde maken aan de politie-intimidatie van de omvangrijke, opeengepakte moslimbevolking in de sloppenwijken rond Franse steden?) Dergelijke standpunten onderkennen in ieder geval dat het huidige jihadisme – dat geen traditionalistische opleving is, maar een eigentijds product, voor een belangrijk deel geïnspireerd door de geschriften van Sayyid Qutb, de activist van de Moslim Broederschap die in 1966 door Nasser werd geëxecuteerd – een reactie is op het falen van het naoorlogse kapitalistisme om de groei uit te breiden tot de voormalige gekoloniseerde gebieden van Afrika, Centraal-Azië en het Midden-Oosten. Het is deze mislukking, gepaard aan het falen van het Arabische socialisme en het seculiere nationalisme om te zorgen voor een overheid die zich verantwoordt voor haar doen en laten, voor onpartijdige rechtspraak, betere scholen en een vooruitzicht op fatsoenlijk werk, die heeft geleid tot de religieus geïnspireerde afwijzing van de ‘Westerse’ modernisering. Deze mislukking heeft bovendien de rekrutering vergemakkelijkt van tienduizenden moslims uit de hele wereld die bereid zijn om te doden en te sterven in een poging om een maatschappelijk zinvol bestaan op te bouwen binnen ons stagnerende sociale en economische systeem. Het idee dat een ‘gematigde’ versie van de Islam, bekokstoofd door imams die het Westen goed gezind zijn, de echte Islamitische reformatie zou kunnen vervangen, de Islam van onze tijd, uitgewerkt door Qutb en bevorderd door Bin Laden, al- Zarqawi, en al-Baghdadi, bevestigt alleen maar het faillissement van het officiële politieke en culturele voorstellingsvermogen.
De mislukking van de revolutionaire golf na de Eerste Wereldoorlog gaf het kapitalisme nog een nieuwe kans; de depressie en de nieuwe wereldoorlog waartoe het leidde openden de weg naar een nieuwe periode van welvaart, de naoorlogse ‘Gouden Eeuw’ die eindigde in het midden van de jaren 1970. Het aflopende tij van de economische groei, die de opeenhoping van rijkdom in een paar handen en plaatsen mogelijk maakte terwijl er voor de grote meerderheid van de mensen op aarde slechts een krimpend aandeel in de door hen geproduceerde rijkdom overbleef, heeft de hoop op vooruitgang uitgehold. Juist deze hoop zorgde er in belangrijke mate voor dat mensen het leven onder het kapitalisme verdroegen. Met een zo sombere toekomst is het niet verwonderlijk dat we de meest uiteenlopende, op het verleden gerichte apocalyptische praktijken zien opduiken, van verschillende vormen van christelijk fundamentalisme in de VS tot Joodse ultra-orthodoxie en Islamitische Staat. Waar we getuige van zijn is niet een “botsing der beschavingen”, maar de zelfvernietiging van een beschaving die zichzelf ooit trots tooide met de term ‘moderniteit’. Zoals Adam Shatz opmerkt in een indringend artikel:
De aanslagen in Parijs weerspiegelen geen botsing van beschavingen, maar het feit dat we echt leven in één enkele, zij het ongelijke wereld, waar de kwellingen in de ene regio hun onvermijdelijke uitwerking hebben in de andere, waar alles met elkaar verbonden is, soms met dodelijke gevolgen. Ondanks zijn middeleeuwse uitstraling houdt het kalifaat een spiegel voor aan de wereld die we hebben gebouwd, niet alleen in Rakka en Mosoel, maar ook in Parijs, Moskou en Washington. [3]
De apocalyps die ons bedreigt is dus niet de apocalyps die door de verschillende goden binnen talrijke sektes ter wereld wordt aangekondigd, maar is het resultaat van het onvermogen van het kapitalisme om de krachten die het zelf heeft ontketend, te beheren. De wereldleiders lijken bijvoorbeeld eindelijk te begrijpen dat de klimaatverandering een echt probleem is, maar algemeen wordt aangenomen dat de komende klimaatonderhandelingen in Parijs zeer weinig zullen bijdragen aan de verandering die nodig is om de zich voltrekkende catastrofe af te wenden. De economische (en daarmee politieke) belangen die hiervoor opzij zouden moeten worden geschoven, zijn gewoon te sterk, omdat ze te fundamenteel zijn voor de manier waarop de wereldmaatschappij functioneert. Terwijl de beperkingen van de kapitalistische economie het onmogelijk maken om de sociale problemen op te lossen die de ellende achter de wereldwijde jihad genereren, worden de leidende naties structureel belemmerd in het aanpakken van de daaruit voortvloeiende gevolgen; ze kunnen niet anders dan met militaire middelen ingrijpen. Militaire machtsmiddelen zijn de kern gaan vormen in het functioneren van de leidende economische macht: zoals Gabriel Kolko schreef in zijn waardevolle boek, Century of War, werd het Amerikaanse militaire budget na de Tweede Wereldoorlog “een zeer rauw surrogaat voor openbare werken of sociale maatregelen en was als enige verantwoordelijk voor overheidstekorten […] waarbij het tegelijkertijd de economie als geheel ondersteunde […]. Alleen al in de opbouw van een militair apparaat zit de neiging tot militaire actie ingebakken, met alle risico’s van dien.” [4] Maar ook staten die niet zo afhankelijk zijn van dit militaire Keynesianisme als de VS hebben economische en politieke belangen bij het militarisme. Wat kunnen ze per slot van rekening anders doen?
Als gevolg van dit alles proberen de grote staten zich te gedragen als ‘supermachten’ in een tijd dat supermachten in de 19e-eeuwse zin van het woord niet langer bestaan, een tijd waarin het wereldwijde politieke en economische systeem in zijn voegen kraakt en uit elkaar begint te vallen. De huidige bedreigingen lijken het vermogen van zelfs de sterkste en machtigste onderdelen van dit systeem te boven te gaan. Het resultaat is de barbarij waarvoor Rosa Luxemburg heeft gewaarschuwd, als alternatief voor het socialisme. De Derde Wereldoorlog kan wel eens de meest verschrikkelijke van allemaal blijken te zijn indien de bevolking van de wereld er geen einde aan maakt door voor eens en voor altijd af te rekenen met de voorwaarden die hem veroorzaken.
Paul Mattick 9 december 2015
[1] Voor een leerzame analyse van de situatie in Syrië zie het artikel van William Polk, Understanding Syria: From Pre-Civil War to Post-Assad, in: The Atlantic, 10 december 2013.
[2] Alle citaten komen uit: Tim Arango, Envisioning How the Global Powers Can Smash a Brutal Enemy, New York Times, 18 november 2015.
[3] A. Shatz, Magical Thinking About ISIS, London Review of Books 37:23 (3 december 2015).
[4] G. Kolko, Century of War: Politics, Conflicts, and Society Since 1914 (New York: The New Press, 1994), p. 475.
Vertaling van “Editor’s Note” in: Brooklyn Rail, Critical Perspectives on Arts, Politics, and Culture, Dec. 2015/Jan. 2016 (https://www.brooklynrail.org/2015/12/field-notes/editors-note-dec15).